








Aan het begin van de middeleeuwen waren de Ardennen een woeste onherbergzame wildernis. Ideaal voor monniken en kluizenaars op zoek naar de eenzaamheid en stilte, waarin ze hun leven aan het geloof konden wijden. Er werden abdijen gesticht in verborgen valleien zoals Saint-Hubert, Orval en Élan én langs de rivieren zoals Laval-Dieu en Hastières. De monniken rooiden bossen, legden moerassen droog en brachten licht in het donkere Ardense woud. Wie de Abdijenroute volgt ziet dat de kloosterlingen destijds al oog hadden voor de mooiste plekjes van de streek.