Kapel van het klooster van Beaurepaire

Deze laatromaanse kapel ligt ten zuidwesten van Clermont op het Aimé Coulaudonplein en dateert uit het begin van de 13e eeuw. Ze staat op de monumentenlijst.
De Cordeliers, een bedelorde gesticht door Sint Franciscus van Assisi in 1210, arriveerden in Clermont in het begin van de 13e eeuw. Ze vestigden zich eerst buiten de stadsmuren en lieten de kapel van Beaurepaire bouwen. Daarna verhuisde het klooster vanwege het gebrek aan veiligheid binnen de stadsmuren, vlakbij de kathedraal, en de monniken bouwden in 1248 de huidige Cordelierskapel (op de Place Sugny). Tijdens de Franse Revolutie werd de kapel van Beaurepaire verkocht als nationaal eigendom en werd vervolgens eigendom van het stadsbestuur. In de 19e eeuw en tot 1914 werd het gebruikt als kruitmagazijn en wapendepot. Sinds 1919 staat het op de monumentenlijst.

Het hele gebouw ligt 1 meter onder het oorspronkelijke maaiveld. De toegang is nu via een trap van vijf Volvic stenen treden. De kapel bestaat uit één schip met drie traveeën, gescheiden door dubbele bogen en eindigend in een vlakke apsis. De dakranden zijn doorboord met ramen met ronde koppen. De hoofdingang bevindt zich onder een spitsboog. Deze kapel is een interessant voorbeeld van overgangsarchitectuur, met rondboogopeningen die typisch zijn voor de Romaanse architectuur en een tongewelf met spitsbogen en gehaakte kapitelen die meer passen bij de gotische architectuur. Volvic-steen werd ook niet veel gebruikt tot de bouw van de kathedraal van Clermont in 1248. De steunberen, raamkozijnen en bogen zijn gemaakt van Volvic-steen, waardoor het een baanbrekend gebouw is.