Koninklijk Kasteel van Warschau

De geschiedenis van het Koninklijk Kasteel gaat terug to in de 14de Eeuw toen de Grote Toren werd gebouwd.

In de 16de en 17de eeuw, gedurende de heerschappij van Sigismund III Vasa, onderging het kasteel een enorme uitbreiding tot een 5-vleugelige gebouw met binnenkoer.  De koning vond er onderdak, maar ook het parlement en het culturele en administratieve centrum van het land.


Gedurende de Zweedse Oorlogen, in het midden van de 17de eeuw, werd het gebouw verwoest, en weer in alle pracht heropgebouwd tijdens de heerschappij van de Saxon-Wettin dynastie.
In de tweede helft van de 18de eeuw, knapten enkele kunstenaars, nl. Jan Christian Kamsetzer, Marcello Bacciarelli en Domenico Merlini onder de hoede van Stanislaus Augustus de interieurs zoals het 'Grote Appartement' en het 'Koningsappartement' op.
Gedurende de periode van de deling van Polen (in de 19de eeuw) verdween een groot deel van de kunstcollectie van de Poolse koning naar Rusland.

 

Nadat Polen zijn onafhankelijk terugkreeg, werden sommige werken teruggeplaatst in het kasteel.
In September 1939 werd het kasteel dan voor een zoveelste keer venield na een Duits bombardement.  Museologen, onder de leiding van Professor Stanisław Lorentz, konden een deel van de interieurs en kunstwerken redden.
In September 1944 werd het kasteel dan helemaal opgeblazen door het Duitse leger... 
Tussen 1945 en 1970 treuzelde de Communistische autoriteiten over de reconstructie van het Kasteel, maar beslisten ermee door te gaan in 1971.  De reconstructie duurde tot 1980 en werd betaald door de ganse Poolse gemeenschap.
In 1984 werden de deuren van het Koninklijk Kasteel opgesteld voor het grote publiek.
Sinds 1995 worden de Kubicki Arcades en de tuinen gerenoveerd - eens dat werk klaar is, dan zal het ganse Koninklijke Paleis zijn pracht en praal terugvinden...