SYMB 5605
Met ‘de dode Orpheus’ koos Delville bewust voor vaagheid. Het hoofd van Orpheus, de ideale dichter, zweeft in een onbestemde ruimte die zowel aan de hemel als aan de zee doet denken. Het is als een spiritueel sterrenlicht dat nog op het schuim van de golven lijkt te wiegen, maar, zoals bijvoorbeeld uit de aanwezigheid van schelpen blijkt, toch al op de zeebodem is aangekomen en dus zijn einddoel bereikt heeft.
Het reikt naar de toekomst door terug te keren naar de oorsprong. Daarmee vertolkt dit werk de maatschappijvisie en de ideologie waardoor Delville zich in zijn kunst liet leiden. Het bevat in kiem ook al het decoratieve aspect dat hij later verder ontwikkelde.
(naar Michel Draguet, in 'Het Symbolisme in België', Brussel, KMSKB, 2010, p. 262)