Bij de aanleg van de ringlanen werd de stad nog steeds omgeven door een afsluiting die ze scheidde van het platteland. Deze afsluiting speelde geen defensieve rol meer, maar zorgde ervoor dat de toegang tot de stad nog steeds moest gebeuren via toegangspoorten. Er waren 14 toegangspoorten en deze werden aangeduid met paviljoenen in neoklassieke stijl. Daar werd het octrooi, de tol op goederen, geïnd. Toen het octrooirecht in 1860 werd afgeschaft, werd de afsluiting door de euforische bevolking met veel kabaal vernietigd. De tolhuizen van de Anderlechtse- en de Ninoofsepoort bestaan vandaag nog steeds. De paviljoenen van de Naamsepoort werden verplaatst naar de ingang van het Ter Kamerenbos, aan het einde van de Louizalaan.