De bezetter voor schut zetten, het is altijd weer leuk. En smokkelaar Sjefke beheerst die kunst als geen ander. Hij dankt er zelfs zijn bijnaam aan: de Stoutmoedige.
Maar op deze zonnige lentedag in 1943 gaat het bijna mis…
“Ja, jij daar. Inleveren, dat vat!” De stem van de grenswachter klinkt dreigend. Sjefke heeft geen andere keus dan te doen wat hem wordt opgedragen. Het is de eerste keer in zijn smokkelaarsbestaan dat de commiezen hem betrappen. Verdorie, denkt hij, daar gaat de petroleum die ik zo hard nodig had. Gelukkig komt hij er met een boete van 15 mark van af. Dat had ook heel anders kunnen uitpakken…
Tijd voor wraak
Als de avond valt, is het tijd voor wraak. Sjefke vermomt zich als boer en strijkt neer in de plaatselijke kroeg. Hier drinken de Duitse douaniers een borrel als hun dienst erop zit. Alleen … naar Sjefkes smaak zijn dat er niet genoeg.
“Neem nog een Schnaps,” roept hij uit, “ik trakteer.” Een halfuur later zit de stemming er zo goed in, dat de Duitsers helemaal vergeten dat het oorlog is. En Sjefke? Die is inmiddels vertrokken, omdat hij iets belangrijkers te doen heeft.
De volgende ochtend komen de mannen – nadat ze hun roes hebben uitgeslapen – weer bij de grenspost. Aan het vat petroleum gaan ze niet veel meer hebben. Dat is om onverklaarbare redenen veranderd in … water!