“Heb je dat gehoord?” roept Truuke naar haar man Bèr. “De Duitse bezetters in België hebben sinds het begin van de oorlog al meer dan een miljoen postduiven in beslag genomen! En door alle bombardementen en beschietingen werken de telegraaf en telefoon ook vaak niet. Hoe moeten die arme Vlamingen nu nog contact onderhouden met het vrije Nederland?”
Bèr, smokkelaar in hart en nieren, kijkt haar met een schalks lachje aan en verdwijnt naar de keuken. Al snel komt er een frisse, zurige geur in de richting van de woonkamer.
Op tafel ligt het boek Uit ons Krijtland. Daarin beschrijft Eli Heimans hoe mooi en zeldzaam de planten- en dierenwereld is rondom Epen. Als Bèr weer terugkomt in de kamer scheurt hij er een lege bladzijde uit. Voorzichtig doopt hij zijn kroontjespen in het citroensap. “Vertel het maar, welke boodschap wil je naar België sturen?”
Geheime brieven
“Wat een goed idee!” roept Truuke. De ‘inkt’ wordt namelijk onzichtbaar. Ga je er later met een warme strijkbout overheen, dan komt de tekst tevoorschijn. “Ideaal om boodschappen van en naar het front te sturen”, jubelt Truuke en doet een vreugdedansje. Zelf zit ze daar gelukkig ver vandaan, maar ze heeft meelij met de Belgische soldaten die in de loopgraven liggen.
De maanden daarna smokkelt Bèr heel wat ‘lege’ briefjes van en naar het front. Truuke vindt het maar spannend. Maar ze is trots dat hij nog nooit is gesnapt. Haar stoere, sympathieke smokkelkoning!