Watertoren

Nadat door de Brusselse geologen Gevloy en Rutot al rond 1900 grondwater was gevonden op de Baarleheide ten noorden van de stad, kreeg Turnhout vrij snel een waterleiding. Nader onderzoek door onder meer E. Putzeys, hoofdingenieur van Brussel, leidde tot de aanbesteding van de nieuw te bouwen watertoren. In 1902 gebeurde de aanbesteding en toewijzing van het project aan de zogenaamde ‘Compagnie Générale des Conduits d’eau’ van Luik. Spoedig daarna werd de watertoren opgetrokken naar het ontwerp van Putzeys. Hiervoor moest wel eerst een schuur onder oude olmenbomen afgebroken worden. Die was nog een restant van de warande, een bos dat bij het kasteel hoorde.

In 1904 wordt de watertoren officieel ingehuldigd door twee fonteinen op de Grote Markt in werking te stellen. De sleutels daarvoor werden aan kroonprins Albert en prinses Elisabeth aangeboden op een kanten kussentje, dat nog steeds bewaard wordt in het Taxandriamuseum. Een gedenkplaat aan de gevel verwijst nog naar deze plechtige opening door het prinsenpaar. 

Op de toren is het wapenschild van Turnhout te zien, gebeeldhouwd door de bekende Turnhoutse kunstenaar Napoleon Daems. Verder is de toren versierd met een vensterrij. De metalen kuip is bekleed met bakstenen metselwerk dat tussen metalen staven is ingewerkt. Dit is geen overbodige luxe aangezien de kuip 5 000 kubieke meter water kan bevatten. Ondertussen is de watertoren al vele jaren buiten gebruik en vervangen door modernere installaties. Maar in 2012 stond hij nog centraal als vuurtoren voor Turnhout Cultuurstad van Vlaanderen.