Deze rotswand is wellicht eerst als steengroeve uitgebaat en werd pas later gebruikt als noordelijke necropool. De beige gekleurde lokale kalksteen werd immers vanaf de Julisch-Claudische tot de Severische periode (1ste eeuw v.Chr. - 3de eeuw n.Chr.) ontgonnen in de noordelijke hellingen boven Sagalassos. Bouwmateriaal werd ook uit andere groeves naar de stad aangesleept, vaak over korte afstanden, maar soms ook van honderden kilometers van Sagalassos. Dat is onder meer het geval voor witte, donkerblauwe en paarsgeaderde witte marmers uit Dokimeion (Afyon) en een wit marmer uit Aphrodisias (Geyre), terwijl cipollino (een groene marmersoort) zelfs uit het Griekse Euboia moest worden aangevoerd.